Het project OMMEGANG is een muzikale, beeldende en filosofische verkenningstocht, waarbij de miniaturen en de gezangen van Hildegard beschouwd worden als pleisterplaatsen op de pelgrimstocht of ‘ommegang’ door het leven.
Beeldend kunstenares Agnes de Kok verdiepte zich intensief in de miniaturen van Sophia (Vrouwe Wijsheid) en van ‘De ziel en haar tent’. (Dit laatste verbeeldt de pelgrimstocht van de ziel. Het bestaat uit drie delen: De Heilige Geest die het leven inblaast, de weg door het leven en de aankomst in het Gebouw van het Heil.) Ook liet Agnes de teksten van de gezangen van dit project lang op zich inwerken. Haar interpretatie gaf zij vervolgens vorm in beelden van deze tijd. Een belangrijke ontdekking was voor haar dat Hildegards beleving driedimensionaal geweest is. De middeleeuwse zat midden in haar visioenen, die hoogte, diepte en omvang uitstralen. Dit is waar Agnes in haar werk ook naar streeft. Of liever gezegd, wat haar overkomt als ze onderwerpen voor foto’s vindt in haar tuin en tekeningen laat ontstaan in haar atelier. Zij wordt met name direct geïnspireerd door het begrip viriditas .
Agnes wil de musici uitnodigen om zich te laten meenemen door haar beelden.
Hildegards weg door het leven is ook de onze. Haar werk heeft een ademend karakter dat van alle tijden is. De pneuma (levensadem) en viriditas (groene groeikracht) waarvan het doortrokken is, zijn niet gestopt bij haar dood maar tillen de zeggingskracht daar ver overheen.
De gekozen gezangen zijn allemaal gewijd aan lokale heiligen; hun verering was voor Hildegard geworteld in de grond waarop ze liep. Uit de filosofische contemplatie op miniaturen en gezangen ontstond een cirkelvormige opbouw van het programma.
Bij onze Oorsprong is er Sophia, voor Hildegard de vrouwelijke ‘uitingsvorm’ van God. Na het begin, waarbij de Heilige Geest leven inblaast via Ursula (in ‘Spiritui sancto’), is er de verwondering van het kind-zijn, zowel van Disibodus als van Hildegard (in ‘O beata infantia’ en ‘O mirum admirandum’). Op de berg die naar deze heilige is genoemd, de Disibodenberg, begint Hildegard haar kloosterbestaan en haar zoektocht naar het heil.
Vervolgens ontdekt de Ziel de moeilijkheden die haar op reis door het leven ten deel vallen. Eucharius heeft daar ook weet van als hij zich geslingerd ziet op het levenswiel (in medio rota in ‘O Euchari’). Bonifacius ‘rent’ door Duitsland in zijn inspanningen om het Christendom te prediken (het lang uitgerekte cucurrit in ‘O Bonifaci’). Maximinus effent door zijn rookoffers de weg terug naar omhoog (in ‘Columba aspexit’).
Bij het bereiken van het Gebouw van het Heil heeft de opstijging plaatsgevonden. Hildegard refereert in het gezang voor de heilige Rupertus ‘O Ierusalem’ aan haar eigen klooster op de Rupertsberg, als de aardse plek waar het hemelse al plaatsheeft. In die hemelse sferen echoot het Hooglied, als de druppelende honingraat (‘Favus distillans’) wordt bezongen. De rondgang naar de Oorsprong bij Sophia is voltooid.
Elzemarieke Veldhuyzen van Zanten